Rekenvaardigheid:
Rekenvaardigheid omhelst het uitvoeren van eenvoudige berekeningen. In principe kun je alle berekeningen zonder rekenmachine uitvoeren.
Componenten:
Bij componenten moet je vaststellen welk heel figuur gemaakt kan worden met enkele losse figuren. Vergelijk het met puzzelen.
Woordrelaties:
Synoniemen zijn woorden met dezelfde betekenis. Antoniemen zijn woorden met een tegengestelde betekenis. In dit onderdeel moet je telkens een antoniem of synoniem van het gegeven woord selecteren.
Cijferreeksen:
Bij cijferreeksen krijg je een aantal cijfers te zien. Vervolgens moet je het laatste cijfer invullen dat logisch volgt op de reeks.
Controleren:
Bij controleren moet je razendsnel vaststellen of twee stukjes tekst hetzelfde zijn. Het gaat hierbij om veel informatie in hele korte tijd.
Spiegelbeelden:
Bij spiegelbeelden moet je selecteren welke figuren gespiegeld zijn en niet gedraaid.
Woordanalogieën:
Bij analogieën krijg je drie woorden te zien, vervolgens moet je hier een kloppende analogie van te maken door één woord te selecteren. De eerste twee woorden hebben hetzelfde verband als het derde en vierde onderling woord hebben.
Voorbeeld: hand – vinger :: voet – teen
Exclusie:
Je krijgt een aantal figuren te zien. In plaats van aan te geven welk figuur erbij hoort, moet je aangeven welk figuur er niet tussen hoort. Hiervoor moet je eerst vaststellen wat de onderlinge relatie van de figuren is.